Joodse Begraafplaats, Machinekade NIET TOEGANKELIJK, Maarssen
Locatie niet beschikbaar
Begraafplaats:
Joodse Begraafplaats
Adres:
Machinekade NIET TOEGANKELIJK
Maarssen
Gemeente:
Stichtse Vecht
Provincie:
Utrecht
Coördinaten:
52,156904 5,045794
Oppervlakte (plm.):
200 m²
Status:
Volledig (alle graven en personen ingevoerd)
Aantal graven:
Aantal personen:
Meest voorkomende namen:
Hebreeuws (2x), Kats Tijn (1x), Dodenakker (1x), van Thijn (1x),
Algemene Informatie
Joodse Begraafplaats Maarsen OverzichtJoodse begraafplaats in de polder
Door: Jan Van Es
MAARSSEN - Aan de Machinekade, tussen Maarssen en Tienhoven, ligt, nogal verscholen en een eindje van de weg, een bosschage, dat bij nader inzien een geconserveerd restant is van de Joodse begraafplaats die hier in 1749 werd gesticht.
Al in de zeventiende eeuw vestigden zich Joden in vooral Maarsseveen. Zij werden aangetrokken door werk in de stad Utrecht. Hoewel de Republiek de naam had tolerant te zijn op religieus gebied en er inderdaad geen vervolgingen van andersgezinden –met een andere gezindte dan de heersende Calvinistische kerk- plaatsvonden, konden de autoriteiten het degenen die niet tot de gereformeerde (hervormde) kerk behoorden, behoorlijk moeilijk maken. Voor Joden golden allerlei beperkingen, die overigens per regio sterk konden verschillen. Waar zij in de stad Amsterdam vrijwel ongehinderd hun religie konden belijden, was het hen verboden zich in de stad Utrecht te vestigen.
Jodenhemel
Maarssen lag dicht genoeg in de buurt van de Domstad en kende een dergelijk vestigingsverbod niet. Vooral Maarsseveen, een heerlijkheid die eigendom was van de tolerante familie Huydecoper, was aantrekkelijk als vestigingsplaats. Het waren vooral Hoogduitse Joden die de weg naar de Vechtstreek vonden.
Het aantal joodse ingezetenen groeide snel en werd in de volksmond wel ‘de Jodenhemel’ genoemd. Het waren niet alleen handwerkslieden en arbeiders die kwamen. Al in 1652 kocht de vermogende Abraham Aboab, ook wel Dionies Genis genoemd, de buitenplaats Vechtevoort en aan het einde van de eeuw was dit buiten in handen van een andere Portugese Jood, Abraham Bueno de Mesquita. In Vechtevoort was een huissynagoge. Dat bleef behelpen, maar in 1720 kreeg Maarssen een officiële synagoge; vooral dankzij de inzet van Nathan Levie van Tijn, een van de vooraanstaande Joden van de Maarssense gemeenschap.
Plannen voor begraafplaats
Een ander buiten langs de Vecht, Neerbeek, was eigendom van David Franco Mendes (1713-1792) uit Amsterdam. Als zoon van een welgesteld Portugees-Israëlitisch gezin, ontplooide hij zich als dichter en wetenschapper en als geschiedschrijver van de Sefardische gemeenschap in Amsterdam. Mendes sprak, als geboren Amsterdammer, Nederlands, maar beheerste ook Spaans, Portugees, Frans en Hebreeuws en in die laatste taal dichtte hij en schreef hij zijn andere werken. Zijn buitenverblijf in Maarssen maakte hem bekend met de omstandigheden van de Joodse gemeente daar. Een van de nog onvervulde wensen was een eigen begraafplaats. In het begin van de achttiende eeuw waren al pogingen ondernomen om een eigen dodenakker te stichten, maar die leidden niet tot succes. Het bestuur van Maarssen en Maarssenveen mocht zich niet verzetten tegen het wonen van Joden binnen de grenzen van beide gemeenschappen, een eigen kerkhof ging te ver. Ook de Staten van Utrecht hadden bezwaren.
Mendes bedacht een list en kocht in 1749 een stuk grond vlakbij Neerbeek, maar net over de grens met het gerecht Tienhoven. Daar bestond geen weerstand tegen de aanleg van de begraafplaats. Ook de directe ‘buren’, wellicht niet geheel toevallig grondeigenaren die ook Joods waren, hadden geen bezwaren. Nu konden ook de Utrechtse Staten weinig meer tegen de vestiging van een Joods kerkhof inbrengen en nog in datzelfde jaar werd het terrein in gebruik genomen.
Om het complex aan het zicht te onttrekken, werden bomen geplant, waardoor de begraafplaats ook wel het Jodenbosje werd genoemd.
Verlichting
Na 1800 nam het aantal Joden in Maarssen en Maarsseveen sterk af. Onder invloed van de Verlichting verdwenen in 1788 de meeste beperkingen voor Joden in de stad Utrecht. Nog voor het einde van de eeuw werd in de Bataafse Republiek godsdienstvrijheid afgekondigd. In 1809 bestond de Joodse gemeenschap nog uit 209 personen, in 1899 waren het er nog 43 en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog telde Maarssen drie Joden.
De begraafplaats werd in de eerste decennia veel gebruikt. Al spoedig bleken ook de nadelen: het terrein was drassig en niet geschikt om grote grafstenen neer te zetten. De zerken verzakten en vielen om. Het aantal teraardebestellingen nam gestaag af. Dat lag niet alleen aan de bodemgesteldheid: Joden die het konden betalen, kozen ervoor hun doden naar Muiderberg te brengen en met de mogelijkheid zich in Utrecht te vestigen, kwam ook dáár een Joodse begraafplaats. De laatste begrafenis op het Tienhovense kerkhof vond in 1922 plaats, daarna trad het verval in. Pas rond de eeuwwisseling werd het terrein grondig onder handen genomen. De begroeiing werd gekortwiekt en twee stenen zijn zichtbaar gemaakt. Een daarvan is het graf van Nathan Levie van Tijn, de stichter van de Maarssense synagoge.
Bron: De Weekkrant 3 april 2014