Online Begraafplaatsen
Een onderdeel van Stichting Online-Verleden
BeginKloosterbegraafplaats De Goede Herder Almelo Almelo

Kloosterbegraafplaats De Goede Herder Almelo, Vriezenveenseweg 170, Almelo, Almelo

Begraafplaats:
Kloosterbegraafplaats De Goede Herder Almelo
Adres:
Vriezenveenseweg 170, Almelo
 
Almelo
Gemeente:
Almelo
Provincie:
Overijssel
Coördinaten:
Status:
Volledig (alle graven en personen ingevoerd)
Aantal graven:
Aantal personen:
Meest voorkomende namen:
Braun (6x), Teschner (3x), van Beek (2x), van Hoof (2x), Jansen (2x), Sietmann (2x), van der Linde (2x), Sanstra (2x), Lamers (2x), Tombergs (2x)

Documenten

Algemene Informatie

Almelo, Vriezenveenseweg 207. Huize Alexandra, 1953-1983. “Voor meisjes boven de jaren van de leerplicht, wier opvoeding gevaar loopt of verwaarloosd werd.” Geopend door de Duitse provincie van De Goede Herder in 1876, in 1949 aan de Nederlandse provincie overgedragen. In 1966 overgenomen door een stichting voor kinderbescherming, in 1983 werd ook het werk overgenomen door leken. Tot de sluiting in 2000 werkten nog drie zusters in Huize Alexandra.

Almelo, Ootmarsumsestraat 82. Sancta Euphrasia. 1953-1966. Tehuis voor werkende meisjes.

De congregatie van Onze Lieve Vrouw van Liefde van de Goede Herder werd in 1829 opgericht in de Franse stad Angers door zuster Maria Euphrasia Pelletier, de kloosternaam van Rose Virginie Pelletier. In 1860 vestigde de congregatie, kortweg De Goede Herder genoemd, zich ook in Nederland en opende haar eerste tehuis voor de opvang van ‘misdeelde, verwaarloosde en ontspoorde meisjes’ in Zoeterwoude. Er volgden kloosters in Velp (1892), Tilburg (1902) en Bloemendaal (1927).

Zusters van de Duitse tak vom Guten Hirten uit Münster stichtten in 1876 een tehuis in Almelo als een potentieel toevluchtsoord voor uit Duitsland verdreven zusters (als gevolg van de zogenaamde Kulturkampf (1871-1888)) en voor opvoeding en zedelijke verbetering van meisjes. Zij vestigden zich op het terrein van de villa Alexandra die zakenman Egbert Kunst voor hem en zijn Russische vrouw Alexandra Kartschagina had laten bouwen maar vanwege het uiteenvallen van hun huwelijk verliet. Het ontbrak de drie eerste zusters die de kloostergemeenschap moesten stichtten aan alles. Soms moesten ze zelfs in het veld gevonden kruiden als maaltijd eten. Maar met veel wilskracht en met versterking uit Münster ontgonnen ze de broeklanden tot landbouwgrond, verbeterden ze de weidegrond, en begonnen aan een uitbreiding van de gebouwen. Eind 1876 kwamen uit Münster meer zusters en verpleegden, gevolgd door Zuster vd H. Euphrasia Schäferhoff met 6 meisjes uit Nederland. Zuster Schäferhoff zou tot haar dood in 1907 het klooster leiden.

De eerste jaren waren voor de zusters vol beproevingen. Ze maakten van oude kisten wat meubilair en de enige verwarming was het fornuis in de keuken waarvoor ze zelf hout moesten sprokkelen.
Op 1 januari 1882 woonden er reeds 82 personen op het klooster, waarvan 19 zusters. In 1910 waren er al 170 meisjes. Ze werden terwerkgesteld in de naaikamer of borduurzaal, en in de boerderij en moestuin. Het internaat breidde gestaag zijn gebouwen uit.
In 1921 trof het klooster een grote ramp ; de boerderij werd door brand vernield. De 'noabers' hielpen met veevoer tot aan de oogsttijd. Bij een grote overstroming in 1926 vonden velen van naburige boerderijen een gastvrij onthaal op het klooster.
In 1926 werd het gouden jubileum van het internaat herdacht, dat toen al meer dan 2100 meisjes opgevangen had. De oorlogsjaren werden goed doorstaan dankzij het sterk zelfvoorzienende karakter van het klooster. Tot 1953 werden er al 3784 meisjes opgenomen. Er waren ook zustercongregaties in Noord-Deurningen en Oostmarsum. In een toelichting op haar werk zegt één van de zusters: ‘dikwijls werd er niets voor een kind betaald en zo was dit werk echt liefdewerk”.

In een goed artikel over de begraafplaats beschrijft Leon Bok de voortdurende ontvluchtingen van meisjes uit het klooster. Meestal werden ze gevonden en weer teruggebracht. Over zelfmoorden werd niets bekend. Uit analyse van de leeftijden van de meisjes die werden begraven blijkt dat ze opvallend jong waren. Het valt zeer te betwijfelen of zij wel de juiste medische zorg kregen.
Christel Don laat een aantal oud-verpleegden aan het woord over hun ervaringen in de kloosters van de Goede Herder. Zij is genuanceerd in haar boek, maar duidelijk is wel dat Almelo als zwaarst werd ervaren. Veel commotie heeft in 2024 de VPRO-documentaire “Meisjes van de Goede Herder” teweeggebracht. De laatste jaren waren al zo nu en dan artikelen in de pers verschenen over de afstandelijke en liefdeloze behandeling die meisjes bij de Goede Herder hebben gehad en trauma’s die ze daarbij hebben opgelopen. Uit de verhalen blijkt steeds weer dat het de zusters volledig ontbrak aan inzicht in pedagogiek en empathie. De volgende getuigenis in de NRC van José van den Berg (verblijf in Almelo van 1947 tot 1951) is een illustratie van hoe meisjes in deze kloosters ten onder konden gaan:
"Veel meisjes zijn ziek geworden. Het eten was er na de oorlog slecht en vies. Er heerste tbc. Een meisje heette Fientje, een lachebekje. Die was een stuk jonger dan ik. Ze was erg zwak, buiten was het koud, maar Fientje moest van de nonnen haar verplichte tuinwandeling maken. Ik hield haar stevig vast. Achter de schuur stonden de doodskisten. Toen we daar langs kwamen, bleef ze bij een kleine kist staan en vroeg: ‘Zou ik daar in passen?’ Een week later lag ze erin.”
De Fientje waar José over vertelt is Cornelia Christina Josephina Beeris. Zij stierf op 02-08-1951, waarschijnlijk aan tbc.
Net als in Velp zijn ook in Almelo twee zusjes kort na elkaar overleden. Het zijn de zusjes Sanstra: Johanna op 3-7-1947 en Georgina op 10-2-1948. Details zullen we hier waarschijnlijk nooit over weten.

Wel konden meisjes die accepteerden dat ze hun vrijheid inleverden en meewerkten met de zusters vaak hun verblijf ten nutte maken door een diploma te halen waar ze later veel profijt van hadden.

Uit een artikel in de Volkskrant over het 75-jarig bestaan van de inrichting in 1951 beschrijft de journalist een ideale zelf-opvoeding in gezinssfeer maar is daarbij blijkbaar totaal onwetend over hoe het leven van de meisjes in het klooster in de praktijk is. Wel wordt een vernieuwingsprogramma genoemd waardoor de meisjes geleidelijk meer vrijheid en mogelijkheden zouden krijgen.

In 1972 veranderde de naam van het internaat 'de Goede Herder' in 'Huize Alexandra'. Het honderdjarig bestaan in 1976 werd gevierd met een sobere eucharistieviering. Eind jaren 70 woonden in het klooster nog 23 zusters, waarvan er slechts 6 nog bij het internaatswerk betrokken waren. De zorg voor de meisjes werd overgenomen door leken die opgeleid waren voor dit werk. Een nieuw Alexandra werd in 1985 betrokken. De oude kloostergebouwen kwamen leeg te staan en de voormalige tuinen en sportvelden raakten overwoekerd. In 1989 ging de prachtige oude villa 'Alexandra' geheel door brand verloren. Tenslotte werd op die plek een AZC gevestigd.

Het lot van de begraafplaats wordt door Leon Bok goed beschreven. Bij de sluiting werd vastgelegd dat voor onderhoud moest worden gezorgd en bezoek mogelijk bleef, maar daar kwam niets van terecht. Ook werd het grafregister tegen de regels in niet aan de gemeente overgedragen. Tenslotte werd de begraafplaats in opdracht van de Goede Herder geruimd, maar later bleek die zeer onvolledig te zijn uitgevoerd. Momenteel worden de nu nog aanwezige stoffelijke resten in opdracht van de gemeente Almelo volgens de kwaliteitsrichtlijnen van de archeologie geruimd, hetgeen o.a. betekent dat (later) onderzoek aan de individuele botresten mogelijk is.
De beslissing van de gemeente Almelo kwam tot stand na een door hen gevraagd uitvoerig rapport van Het Oversticht in samenwerking met de Overijssel Academie. Als aanhangsel van dit rapport is een transcriptie van het grafregister opgenomen, dat tot stand kwam na raadpleging van het oorspronkelijke register bij de Goede Herder. Deze transcriptie is na vele correcties hier gepubliceerd.
Paul van Dijk

Bronnen:
- Archives Portal Europe - Archiefinventaris Zusters van de Goede Herder (Internet)
- J. F. Holtmann - Het klooster 'de Goede Herder'. Stad&Ambt, 200
- Diverse auteurs – Honderd jaar katholiek Twente 1853-1953, Meekes, 1953
- Christel Don – De meisjes van De Goede Herder (Alfabet, 2024)
- Joep Dohmen - Reeks artikelen over de Zusters van de Goede Herder - NRC, mei-juni 2018
- Leon Bok - Almelo – De verdwenen kloosterbegraafplaats De Goede Herder. Dodenakkers, 2024
- "De Goede Herder" beschermde duizenden meisjes - 75-jarige stichting in Almelo. De Volkskrant 10-9-1951.
- A. Vissinga - Onderzoek kloosterbegraafplaats huzie Alexandra, Het Oversticht 2024
- Kees Dinkla en Marco Krijnsen - Het vergeten kloosterkerkhof, Overijssel Academie 2024


Luchtfoto van de begraafplaats (1956)

De doden op de Almelose kloosterbegraafplaats kregen een kruis met hun naam er op. Bij de begrafenis mochten (in ieder geval in de laatste decennia van het klooster) pupillen aanwezig zijn.

De begravenen en hun gegevens heb ik ontleend aan het grafregister zoals dat gepubliceerd is door de Overijssel Academie als aanhangsel in het onderzoeksrapport over de begraafplaats van Het Oversticht. Het gaat om een transcriptie van foto’s die door de Overijssel Academie bij de Goede Herder in Bloemendaal van het originele grafregister gemaakt zijn. De foto’s zelf mochten van de Goede Herder niet verspreid worden.

Alle namen en data zijn nu hier aan de archieven getoetst waarbij erg veel fouten in namen en soms ook data tevoorschijn kwamen. De fouten zijn waarschijnlijk vooral aan de transcriptie toe te schrijven, maar omdat het originele grafregister niet kon worden ingezien weten we niet welke fouten de zusters zelf gemaakt hebben.

Iedereen werd geïndentificeerd, behalve Berendina Jansen en Gesina van der Putten waarvan geen geboorteakte gevonden kon worden.

Merkwaardig is dat van de volgende 6 Duitse zusters die in de oorlog overleden geen overlijdensakte is opgemaakt (hun overlijden is niet bij de gemeente aangegeven of bij de aangifte is iets fout gegaan): Theresa Dahms (07-01-1859-24-01-1942), Agnes Boria (22-05-1898-25-02-1942), Anna Elisabeth Kuse (07-10-1894-07-03-1942), Gertrud Josepha Krzyminsky (17-03-1881-25-03-1942), Christina Hövekamp (05-01-1873-15-10-1942) en Maria Mäkel (28-11-1890-22-09-1943).

Het valt op dat het aantal overleden verpleegden in Almelo veel lager is dan bij de andere kloosters (alleen verpleegden en zij die ooit als verpleegden binnen kwamen geteld):
- Zoeterwoude (1860-1910): 150/1380 = 10,8 %
- Velp (1892-1910): 57/879 = 6,4 %
- Almelo (1876-1926): 79/2100 = 3,7 %
- Almelo (1876-1953): 117/3784 = 3,0 %
De Goede Herder Almelo herdacht 50-j. bestaan

Het liefdegesticht "De Goede Herder" te Almelo, voor verwaarloosde-, voogdij, en regeeringskinderen, herdacht het 50-j. bestaan. Groep der zusters met haar Oversten.
(Katholieke Illustratie jrg 60, 08-09-1926)

Binnen de Goede Herder waren drie groepen zusters:
- De Zusters van de Goede Herder. Wit habijt met zwarte hoofdsluier, zilveren hart aan koord. Werden 'Moeder' genoemd. Gaven leiding aan de meisjes, maar ook aan de Magdalena's, Consacrées en Auxiliaires. Deze laatste 3 groepen waren meisjes die na hun 21e in het klooster gebleven waren om de Zusters van de Goede Herder te ondersteunen.
- De Zuster Magdalena's. Bruin habijt, zwarte hoofdsluier. Oud-verpleegden. Leefden afgezonderd van alle anderen en hadden zwijgplicht. Wijdden hun leven in het klooster aan gebed en boete en hielpen de zusters alleen bij noodzaak.
- De Zuster Consacrées ('zusters van het kruis', penitenten). Zwarte sluier tot aan de taille. Ook oud-verpleegden maar voelden geen roeping voor het kloosterleven. Zij waren oblaten, dat wil zeggen dat ze in plaats van een eeuwige gelofte, ieder jaar opnieuw de gelofte af legden om bij De Goede Herder te blijven en de witte zusters (de ‘Moeders’) te steunen. Zij waren de werkpaarden die het zware werk voor de zusters opknapten en altijd bij de meisjes waren: tijdens hun werk, maaltijden, en vrije tijd. De Zuster Auxiliaires (‘auxilistricen’) behoorden ook tot deze groep maar legden wel de eeuwige geloften af.

In een meer recente periode werden ook leken ingeschakeld, In Almelo waren externe medwerkers voor ritmische gymnastiek, pianoles en de opleiding voor het middenstandsdiploma (1955). Er was ook een lekenzuster werkzaam als maatschappelijk werkster (1954-1956). Het aantal lekenzusters nam in de jaren zestig gestaag toe toen bleek dat er onvoldoende nieuwe zusters intraden om diverse functies te kunnen vervullen. Het werd in die periode binnen de samenleving ook steeds ongewoner voor vrouwen om voor een leven in een klooster te kiezen. Vanwege de terugloop van het aantal zusters vanaf de jaren zestig werden ook de, al oude, zusters Magdalena ingezet voor het werken met de meisjes. In 1971 werkten in Almelo verschillende leraressen bij de vakopleidingen van de meisjes, onder meer een balletlerares.
Liefdegesticht "De Goede Herder" Almelo

Naaizaal in het gesticht omstreeks eind jaren 40.

Verpleegden werden door de zusters 'kinderen' genoemd, ook wel 'meisjes', 'pupillen'. Dit waren voogdijkinderen (aan wiens ouders de voogdij over de kinderen was onttrokken), regeringskinderen (ter beschikking van de regering gesteld vanwege een veroordeling) of vrije pupillen (op verzoek van de ouders bij De Goede Herder geplaatst). Er waren verpleegden die tot op hoge leeftijd in het klooster bleven omdat ze niet meer konden aarden in de maatschappij.

Muziekgroep Internaat Huize Alexandra


Strijkles in Almelo (ongeveer 1969)

Foto uit een recent artikel over ervaringen van meisjes in de kloosters van de Goede Herder.
(Provinciale Zeeuwse Courant, 6 april 2019)

begin | zoeken | forum | monitor | naamindex | links | contact | cookies